Skip to main content

Test voor het opsporen van orgaanfuncties

De lever speelt een rol in de productie en afbraak van hormonen, maar kan ook hormonen (tijdelijk) activeren en deactiveren zoals schildklierhormoon FT4 (conversie) en insuline (glutathion-conjugatie). Oestrogeen wordt in de lever op verschillende manieren afgebroken afhankelijk van de genetische achtergrond (SNP’s in CYP1B1). Deze afbraakproducten hebben, ieder op zich, een sterk verschillende oestrogene activiteit. Hoe sterker het oestrogene effect, hoe groter het risico op oestrogeen-gerelateerde tumoren.

Lees meer over orgaanfuncties

De weg waarlangs een hormoon wordt afgebroken is echter ook afhankelijk van de beschikbare voedingsstoffen, met inbegrip van enzymen en aminozuren. Fase I van de ontgifting is de belangrijkste weg voor oestrogeen. De eierstokken produceren voornamelijk oestradiol dat wordt omgezet in oestron, en uiteindelijk oestriol. De lever metaboliseert het resterende estradiol en het geconverteerde oestron en zal bij een overschot dit afbreken en via fase II afvoeren via de gal in de darm. Sommige onderzoekers en artsen denken dat het oestrogeen-gerelateerde tumorrisico volledig afhankelijk is van het vermogen van de lever om oestron af te kunnen breken. Tijdens de fase I ontgifting wordt oestron omgezet in verschillende metabolieten met inbegrip van 2-hydroxy-oestron, een zeer zwakke oestrogeen, en 16-alfa-hydroxy-estron, een zeer krachtig oestrogeen.

Als het omzettingsproces verloopt ten gunste van 16-alfa-hydroxy-oestron zal dat in weefsel dat veel oestrogeenreceptoren bevat, zoals de borsten en baarmoeder, en kwetsbaar is voor buitensporige oestrogeen activiteit, kunnen leiden tot de vorming van vleesbomen of de stimulatie van oestrogeengevoelige tumoren.

Fase I kan mede worden beïnvloed door vele factoren, met inbegrip van extreme overbelasting door de effecten van alcohol- of druggebruik, een gebrek aan voedingsstoffen, of interferentie van andere stoffen zoals geneesmiddelen. Sap van druiven en grapefruit kunnen bivoorbeeld de enzymen in fase I vertragen en daarmee de hormoonbalans wijzigen. Vele geneesmiddelen die in fase I worden omgezet, hebben het vermogen op de oestrogeen-hormoon spiegel te beïnvloeden. Aan de andere kant kan indol-3-carbinol (I3C), een fytonutriënt afgeleid van kruisbloemige groenten (bijvoorbeeld broccoli, bloemkool, kool en spruitjes), enzymen stimuleren die oestrogeen in milderen vormen omzetten en het risico om tumoren te kunnen induceren, juist verminderen. Bij elk hormoon horen specifieke voedingsmiddelen die de balans kunnen verstoren: voor het schildklierhormoon is dat bijvoorbeeld gierst dat de conversie van T4 in T3 negatief beïnvloedt, waardoor de schildklierfunctie verminderd.